- Article : Moral Architecture
- Blog :
Morele Architectuur. [Need to Translate still]
Is de kwaliteit van Architectuur wetenschappelijk te verklaren?
Iedereen gaat graag op vakantie. Even van een redelijke situatie uitgegaan. Met zijn allen reizen we de hele planeet rond om steden, standen, gebouwen en berglandschappen te aanschouwen. Van de wereldreizigers die in zijn of haar eentje de verre streken doortrekt, tot de lange files op de Franse autowegen in het begin van de bouwvak. Aan vakantie doen we allemaal mee, gewenst of ongewenst. Er is geen ontkomen aan.
(Het is niet mijn streven om een duidelijke conclusie te vinden, maar dit onderwerp ter discussie stellen is mijn eerste punt. En een andere kijk er op werpen)
Een bezoek aan de stad Parijs betekent vaak al snel een blik op de Eiffeltoren, de Notre Dame, Montmartre, en zo kan ik nog wel een aantal bekende landmarks opnoemen. Londen heeft de London eye, Tower Bridge enzovoorts. Vaak staat een bezoek aan een stad gelijk aan het bezoek aan de desbetreffende landmarks. Zo heeft Barcelona de Sagrada Familia. Een groot aantal van deze belangrijkste trekpleisters van een stad zijn vaak religieuze bouwwerken. Maar ook in Dubai of in de Verenigde Staten rijzen kantoorgebouwen uit de grond van enkele honderden meters hoog. De een nog hoger dan de andere, terwijl een derde toren zich juist weer door een opvallendere kleur manifesteert.
Vroeger een kerk of kathedraal. Nu een skipark of wolkenkrabber. De functie is misschien iets verandert, maar de essentie van het bouwwerk blijft hetzelfde. Imponeren. Daar waar vroeger de katholieke kerk eeuwenlang aan de macht was, werden voornamelijk imponerende kerken gebouwd. In de westerse wereld een kerk. Op het Arabisch schiereiland een moskee bijvoorbeeld. Vanaf het moment dat er minder kerken werden gebouwd is de essentie van het bouwen door de jaren heen verplaatst. Van religieuze sacrale gebouwen vol ornamenten naar een meer pragmatische architectuur van opvallende kantoorpanden.
Tegenwoordig is er veel kritiek op de huidige icoonarchitectuur. Misschien terecht of onterecht. Hierover zullen de meningen verschillen van persoon tot persoon. Is er een verschil tussen de 30 St Mary Axe van Norman Foster, het Lake Shore Drive van Mies van der Rohe of de 800 meter hoge Burj Khalifa? Natuurlijk is er een verschil, maar waar ligt het verschil in kwaliteit?
Mies van der Rohe heeft in zijn tijd bewezen een groot en goed architect te zijn. Maar hoe verschilt de architectonische kwaliteit van Lake Shore Drive zich met eerder genoemde gebouwen? Deze vraag objectief beantwoorden is moeilijk, aangezien persoonlijke smaak hier belangrijke rol speelt. Niet alleen smaak kan een mening over een gebouw beïnvloeden, daarom eerst een paar voorbeelden van welke situaties het niet, dan wel minder, mogelijk is om de kwaliteit van een gebouw te beoordelen. Hiervoor moet er eerst gekeken worden hoe goed de persoon in kwestie het gebouw kent. Kan de kwaliteit van een gebouw beoordeeld worden door er alleen vanaf een afstand naar te kijken? Of moet de persoon ook daadwerkelijk het gebouw van binnen aandachtig hebben bestudeerd, om hier een goed oordeel over te vellen. In het tweede geval zou iemand met acrofobie nooit of te nimmer een objectieve kijk op de gebouwen kunnen hebben. Ook de afkomst van een persoon kan de mening over een gebouw veranderen. Een streng opgevoede katholiek zal westerse bouwwerken waarschijnlijk als beter bestempelen, dan de zoon van een oliesjeik in de Verenigde Arabische Emiraten.
Het beoordelen van goede en slechte architectuur is misschien te vergelijken met de kwaliteit in muziek. Vrijwel iedereen heeft zijn persoonlijke voorkeuren in muziekstijlen. Menig ouder zal zeggen dat de muziek vroeger beter was. Zijn de Beatles of de Rolling Stones daadwerkelijk beter dan de tieneridolen van deze tijd. De ervaringen die deze generatie heeft gehad met de desbetreffende muziek jaren lang zorgt voor herinneringen. Nostalgische herinneringen naar het oude vertrouwde vroeger. Begrijpelijk dat de huidige jeugd hier niet of nauwelijks raakvlakken mee heeft.
Architect Ton Alberts (1927-1999) schrijft dat Goede architectuur met liefde, en uit het hart ontworpen is. Architectuur is een vakmanschap van de ruimte, een kunststroming. Net als schilderen of beeldhouwen. Als architectuur wordt gezien als de wetenschap van de ruimte kan een goed of slecht ontwerp het sociale gedrag van de mensen sterk beïnvloeden. Deze sociale veranderingen worden dus bepaald door de vormenwereld om de mensen heen. Alberts gaat nog verder door te stellen dat als de wetenschap vooruit wil, evolueren, er eerst een ruimtelijke ontwikkeling zal moeten plaats vinden. De ruimte waarin de mens zich bevindt dient zodanig ontworpen te worden zodat de mens het rationeel blijft denken maar tevens de geestelijke en spirituele vrijheid mogelijk is. De ruimte waarin de bewoner zich bevindt is vast, bepalend en blijvend, dat wil zeggen, een boek kan de gebruiker aan de kant leggen, een schildersezel opbergen, en een ontspannende radiozender kan men afzetten. Een huis, of kamer kan niet van het ene op het andere moment zomaar aan de kant worden gezet, vervangen worden of aangepast worden. Een aanpassing van zo’n dergelijke woonruimte neemt tijd in beslag. Meestal blijft deze aanpassing echter bij een nieuw likje verf, frisse gordijnen of andere meubels. Meestal is de reden van verandering een teken dat de bewoner zijn huidige leefsituatie moe is, deze wil men verbeteren door te veranderen. De ruimte van de bewoners zijn dus behoorlijk vast, en weinig aanpasbaar. Als we de ruimtes van de bewoners bekijken en vergelijken zien we een duidelijke gelijkheid. Vrijwel alle woningen zijn rechthoekig. Eeuwenlang zijn onze woningen voornamelijk rechthoekig gebouwd. Alberts zegt zelfs dat de rechte hoek van het bouwen de reden is van het ontstaan van het denkvermogen van de mens. Deze conclusie lijkt mij iets te voorbarig, maar hier ga ik niet verder op in. Het tegenovergestelde van de rechthoekige ruimte is de bol. Alberts is ervan overtuigd dat de bewoner in een bol volledig zou vergeestelijken en zodanig ver uit zijn materiele omgeving raakt, en daardoor sterft. (p51)
Een toekomstig ontwerp, ten goede van de mens zou dus uit meer variatie moeten bestaan. Niet langer de dictatoriale rechte hoeken met zijn beperkingen in het vrije denken. Een goed voorbeeld die hij aandraagt is een moskee. Met haar vierkante vorm op de grond symboliseert het het down-to-earth en de koepel het geestelijke.
Alberts zegt als het ware dat als de architectuur, de wetenschap van de ruimte, van invloed wil zijn op de vooruitgang van de wetenschap en het sociale gedrag van de mens, er eerst andere ontwerpen moet worden gerealiseerd. Natuurlijk staat Alberts bekend om zijn organische vormen in de bouw en heeft hij in 2007 nog een 1e en 3e plaats gehaald bij de verkiezing van het mooiste gebouw van Nederland. We kunnen zeggen dat zijn architectuur dus gewaardeerd wordt en dat zijn werken dus waarschijnlijk goede architectuur zijn. Dat zijn gebouwen een prijs hebben gewonnen is dus een teken dat het er goed vertoeven is. Zijn ontwerpen hebben een positieve bijdrage aan de gebruiker. Goede architectuur zou dus naast het welzijn van de mens, ook wetenschappelijk vooruitstrevend moeten zijn. Dat een bepaalde vorm van een ruimte van invloed zou zijn op de gebruiker is een ding, echter de onderbouwing die Alberts geeft is discutabel. Bij een verklaring voor een exactere manier om te bepalen hoe een ruimte op een persoon werkt beweert hij dat dit geheel afhankelijk is van onzichtbare wezens (energieën) die in een bepaalde ruimte zich wel of niet thuis voelen. Deze wezens of krachten zouden zich bij bepaalde vormen aangetrokken voelen of afgestoot voelen. Deze bepalen de kwaliteit van de ruimte / kamer, en dus de gemoedstoestanden van de mensen. Alberts gaat nog een stap verder door te beweren dat in de biologisch-dynamische landbouw deze zelfde wezens, engelen, zich aangetrokken voelen tot landbouw om vervolgens de gezondheid van de voeding te vergroten door het toedienen van onder andere extra vitaminen. Zijn artikel maakt na deze bewering een volledig omslag waar hij probeert bij elke onderwerp te werking van spiritualiteit aan de kaarten.
Een tweede punt van aanmerking , weliswaar misschien niet geheel terecht, maar toch de moeite om het even in het licht te zetten, is dat zijn ontwerpen waarschijnlijk zijn ontworpen op zijn kantoor. Laat nu net zijn kantoor een typisch grachtenpand in Amsterdam zijn. Dit geeft twee opties. Of zijn gebouwen zijn niet van dusdanige kwaliteit, of hij overdrijft in de werking van de dictatoriale rechthoekige gebouwen. Deze gebouwen worden vervolgens uitgeroepen tot mooie gebouwen. Zijn dictatoriale omgeving werkt dus niet zodanig en terughoudend als hij zelf omschrijft. In dat geval waren zijn ontwerpen wel van mindere kwaliteit. Het ene ontkracht het andere dus.
Natuurlijk moeten we niet vergeten dat het concept misschien tijdens een wandeling in de natuur is bedacht. De uitwerking van een project zo groot als de Gasunie of het ING-kantoor vergt zodanig veel uren kantoorwerk dat dit niet een reële uitkomst lijkt. Speculeren natuurlijk, maar indien dit waar is snijdt Alberts zichzelf hier in de vingers. Hier zal ik verder niet dieper op ingaan omdat het niet relevant is voor het onderdeel van dit essay.
Alberts schetst het idee dat een goed ontworpen ruimte door geheel afhankelijke onzichtbare wezens, oftewel energieën, zich thuis voelen in een ruimte. Deze bepalen de kwaliteit van de ruimte en de gemoedstoestand van de bezoeker. Deze stelling wordt nergens bewezen in zijn artikel en voor zover bekend is daar ook nergens bewijs voor te vinden. Naast het bestaan van deze energieën, of geesten is er ook geen bewijs voor het bestaan van een god. Ik noem god in deze context bewust een god, want niemand kan bewijzen dat er meerdere goden zijn. Net zo min dat er een god is. Een katholiek zal een heel andere mening hebben dan een moslim of een jood. Op hun beurt verschillen deze “moderne” ideeën met culturen uit de oudheid. De Romeinen, Grieken of Egyptenaren hadden elk verschillende ideeën over het bestaan van een of meerdere goden. Jarenlang is de katholieke kerk in conflict geweest met Galilei die het heliocentrisch verkondigde. Dit was volstrekt in strijd met de ideeën van het Vaticaan. Tegenwoordig weten we wel beter dat de aarde om de zon draait. Tenminste, als ik dit zo mag zeggen, aangezien een groot deel van de bevolking geen idee heeft welk hemellichaam een satelliet is van een ander. (http://watchingthedeniers.wordpress.com/2011/03/21/army-of-darkness-33-of-americans-think-the-sun-goes-around-the-earth/). Door de jaren heen komen we door de wetenschap steeds meer te weten over het ontstaan van het heelal, over het dierenrijk, de biologie, geneeskunde, het universum, het menselijk lichaam. Steeds meer komen we te weten, met het gevaar dat we bedolven raken onder de hoeveelheid kennis die er voor iedereen beschikbaar is.. De wetenschappelijke kennis wordt groter en de vraagtekens worden kleiner. In onderzoeken gaan we steeds gedetailleerder in en het onbekendere wordt minder. Vroeger werd het onverklaarbare ook wel als werk van god beschouwd, tegenwoordig proberen we steeds gedetailleerdere informatie te vinden om het te bewijzen. De bekende uitspraak van Mies van der Rohe: “God is in the detail” kan hier ook op deze manier geïnterpreteerd worden.
Architectuur en Religie zijn sinds jaar en dag onafscheidelijk van elkaar. De Grieken bouwden tempels op Olympus, joodse synagogen, en moskeeën voor de Islam, Egyptenaren bouwden piramides voor hun koningen, die door het volk als goden werden beschouwd. Maar ook de kerken die uit een Nederlands dorps- of stadskern niet meer zijn weg te denken. Architectuur wordt vaak gezien als een weerspiegeling van de samenleving van een bepaalde tijd. (bron?: http://www.classic.archined.nl/news/9706/try_it_nl.html) Er zijn duidelijk verschillen te zien tussen gebouwen uit verschillende tijdsperioden. Hoewel het verschil in deze tijdsperiodes niet zo sterk verschillen als dag en nacht, is er meer te spreken van een langzame overgang van bouwstijlen. Zo is er een sterk verschil te zien tussen arbeiderswoningen uit omstreeks 1900, een typisch jaren 30 woning, en naoorlogse woningbouw. Veelal worden de oudere woningen en wijken als gezellig ervaren, en naoorlogse woningbouw roept snel heel andere associaties op. Enkele decennia na de tweede wereldoorlog zette de ontzuiling langzaam door. (bron?) Tegenwoordig worden er vrijwel geen kerken meer gebouwd in Nederland, terwijl er regelmatig wel protest is tegen de komst van een eventuele nieuwe moskee. Niet alleen de verandering van de maatschappij heeft direct invloed op de architectuur. Ook de uitvinding van nieuwe technieken binnen de industrie hebben veelal een invloed gehad binnen de architectuur. Enkele voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld gietijzer, de uitvinding van liften of de komst van elektriciteit zijn vast en zeker van invloed geweest op de ontwikkeling van de Architectuur.
Wat is een mooi gebouw? Deze vraag lijkt in eerste instantie moeilijk te beantwoorden, aangezien de persoonlijk voorkeuren, van personen al verschillen op verschillende achtergronden. Traditie, locatie, opvoeding, oftewel cultuur genoemd kan al een verschillende kijk op mooi en lelijk geven. Elke cultuur, maar ook elk persoon of levenswijze geeft een ander individueel beeld van wat mooi en lelijk is. Alain de Botton schrijft dat vroeger een gebouw helemaal niet moeilijk te beoordelen was.
“In de westerse geschiedenis stond een mooi gebouw al met al meer dan duizend jaar lang gelijk aan een klassiek gebouw: een bouwwerk met voorgevel van een tempel, versierde zuilen, evenredige verhoudingen en een symmetrische façade. De klassieke stijl is door de Grieken bedacht, door de Romeinen gekopieerd en verder ontwikkeld en, na een onderbreking van duizend jaar, tijdens de renaissance door de hoger opgeleide klassen van Italië herontdekt” (p33)
Vroeger werden door de architecten veelal gebouwen ontworpen die in de smaak vielen bij de opdrachtgever. Met name door de komst van het modernisme zien we een duidelijk verschil. De architect ontwerpt strakke, witte, kille, sfeerloze dozen. Die na oplevering al snel door de desbetreffende bewoners een transformatie ondergaan. Twee voorbeelden hiervan zijn de de arbeiderswoningen van Le Corbusier in Pessac. (p 182 , de botton)
Een ander voorbeeld is Villa Savoye, ook van Corbusier. Een week na oplevering bleek het huis zo lek alseen mandje. De opdrachtgevers wilden er graag een traditioneel dak op hebben, dat het lekkageprobleem veel makkelijker oplost. Mede dankzij de koppigheid van Le Corbusier resulteerde dit in jaren procederen totdat ze uiteindelijk zelf moesten vluchten vanwege het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog (p73. De botton).
Het kan ook andersom. Zoals de gebouwen van Alberts die hierboven beschreven. Het ING gebouw en ook de Gasunie in groningen worden door de leek bestempeld als mooie architectuur, terwijl er door de kenner sneller kritiek en ontevredenheid over ontstaat. Aan de andere kant wordt Le Corbusier juist gezien als een groot architect
Een derde maar ook heel typerend voorbeeld is Castleward, Strangford Lough uit 1767. Een huis in Noord-Ierland van burggraaf Bangor en zijn vrouw lady Ann Bligh. Het koppel kon samen met de architect niet eens worden over het ontwerp. De een hield meer van een Griekse uitstraling, terwijl de ander een Gotische voorkeur had. Na veel overleg besloot de architect deze twee bouwstijlen letterlijk te combineren. Een gevel werd voor voorzien van een Griekse facade, en de andere een gotische.
Uiteindelijk was het koppel tevreden en is het ontwerp ook zo gebouwd.
Uit bovenstaande voorbeelden kunnen we duidelijk zien dat de visie van de architect veelal niet overeenkomt met de eisen en wensen van de opdrachtgevers.
(Bij laatst genoemd voorbeeld was er echter geen verschil tussen de wensen van de architect en de opdrachtgevers, maar enkel van de opdrachtgevers onderling. Deze is echter een voorbeeld van hoe de voorkeuren per persoon kunnen verschillen en hoe verdere uitwerking mogelijk kán zijn)
Is de kwaliteit van architectuur dan wel wetenschappelijk te bepalen? Puur kijkend naar de vorm en verhoudingen van de ruimte. Daar waar bij de massa een voorliefde is voor religieuze iconistische bouwwerken ontstaat al een probleem. Religie is alles behalve wetenschap. We moeten dus de ruimte beoordelen los van zijn functie. Alberts heeft het over geesten die de ruimte kwaliteit geven. Een gebied waar ook geen wetenschappelijke onderbouwing voor te vinden is. We kunnen uit meerdere voorbeelden concluderen dat een verschil is tussen wat de mens wil, en wat goed is voor de mens aan de ene kant en aan de andere kant wat de architect wil, en wat hij of zij denkt dat goed voor de mens is. Bij het onderdeel wat de architect en de mens wil is door middel van vergadering vaak nog een compromis in te vinden. Het grootste gat tussen architect en gebruiker ligt in de gedachten van wat de architect denkt dat goed is, en wat daadwerkelijk goed is voor de mens. Juist op dit grondvlak kan men nog veel onderzoek doen en een wetenschappelijk fundament voor de architect vormen. Architecten hebben het geregeld over hoe een bepaalde ruimte werkt. Hoe werkt deze ruimte en waarom deze werkt komt vaak voort uit een bepaald gevoel. Termen als grote entree en vide roept al een bepaalde associaties op over de desbetreffende ruimte. Maar hoe en waarom deze werkt zoals hij werkt is moeilijk te onderbouwen. Architecten of andere onderzoekers zouden meer in de psychologie kunnen duiken om hier een echt wetenschappelijke onderbouwing voor te vinden. De nadruk komt dan meer te liggen op wat daadwerkelijk goed is voor de mens. De morele daad van de architect.
Maar de moeilijkheid ligt hem ook hier in het enorm grote raakvlak en verschillende variabelen. Het gebruik van materialen, kleuren, bouwkundige kwaliteit, maar ook temperatuur kunnen de mening en ook de werking van een ruimte beïnvloeden. Al deze factoren abstraheren is ook niet mogelijk omdat elk onderdeel toch op een bepaalde manier bijdraagt aan de kwaliteit en de beleving van de ruimte.